Er is veel te doen over de jeugdzorg. Er is te weinig geld, de gemeenten kunnen het niet aan, er is te veel bureaucratie, er zijn te lange wachtlijsten, enz. En steeds wordt een oplossing gezocht in de verantwoordelijkheden van de overheid: de wetgever heeft de verantwoordelijkheid voor jeugdhulp sinds 2015 bij de gemeenten neergelegd, wil dat nu deels weer terug opschalen en diverse politieke partijen denken dat het landelijk moet worden.
Mijns inziens moet de discussie minder gaan over welke bestuurslaag verantwoordelijk is voor de organisatie en de financiering, en meer over de verantwoordelijkheid voor ouders, de werkwijze van de jeugdzorg en toetsing door de rechter.
Ik vind het opvallend in het alarmerende rapport van de Inspecties van november 2019 (“Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd”) hoe erg benadrukt wordt dat jeugdzorgmedewerkers moet kunnen bepalen en beslissen, verantwoordelijk zouden zijn voor de kinderen en dat jeugdzorgmedewerkers zo deskundig zijn. De verantwoordelijkheid van ouders en de klachten van ouders over jeugdzorg spelen in dit rapport nauwelijks een rol spelen. De rechterlijke macht wordt geheel niet genoemd. Terwijl die elementen maatschappelijk en voor de werking en kosten van het systeem uiterst relevant zijn.
Je moet als overheid het gezin niet overnemen. De Jeugdwet pretendeert dat ook niet. Maar de praktijk staat mijlenver van de theorie. Ouders wordt te weinig verantwoordelijkheid gegeven. En je mag als ouder bijna geen eigen al dan niet afwijkende opvatting hebben. Als je dat wel hebt zit je voor je twee keer knippert met je ogen in het gedwongen kader. En als je het daar niet mee eens bent (?!) loop je een groot risico op uithuisplaatsing van je kroost. En als je kind eenmaal uit huis is, is het een buitengewoon lastige opgave om het weer terug te krijgen.
Veertig procent van de verwijzingen is afkomstig van de gecertificeerde instellingen. Het bedrag dat hiermee is gemoeid is zonder twijfel meer dan 40% van het budget. Het grootste deel van de onvrede van burgers en medewerkers zit bij de gecertificeerde instellingen.
Geef ouders meer verantwoordelijkheid. Geef ouders meer vertrouwen. Beperk je als overheid bijzonder als het gaat om het ingrijpen in de gezinssituatie. Het scheelt kosten en het vergroot de slagkracht. Daarbij past dat rechters concrete criteria moeten krijgen om te toetsen. Een rechter vertrouwt nu blind op de informatie van een gecertificeerde instelling. En als je blind op die informatie vertrouwt, en de gecertificeerde instelling of de Raad voor de Kinderbescherming maakt zich ‘grote zorgen’, dan is het logisch gevolg om het verzoek toe te kennen. De toets van de rechter aan enige ‘noodzaak’ en aan een ‘ernstige ontwikkelingsbedreiging’ is slechts een formaliteit. Met als consequentie dat je als ouder de overheid in de persoon van een gezinsvoogd thuis op de bank zitten. Zonder dat je het gevoel hebt gehad dat je je kon verweren of dat er naar je geluisterd wordt.
Als er duidelijke criteria komen in de wet, kan de belangenafweging veel zorgvuldiger worden gemaakt. Dan zal de rechter hopelijk meer dan nu het nodige tegenwicht kunnen bieden aan de ‘deskundigheid’ van Raad en gecertificeerde instelling. Elk systeem heeft ‘checks and balances’ nodig. Maar dat is er nu in de praktijk gewoonweg onvoldoende. En met die duidelijke criteria en dat tegenwicht kunnen de gecertificeerde instellingen hun werkwijze aanpassen. En kunnen ouders veel meer hun verantwoordelijkheid behouden. Waardoor het systeem gezonder en goedkoper wordt.
Terug naar Home
Noot: de titel verwijst naar de kop van een opiniebrief in het Algemeen Dagblad krant van 15 november 2019 van Maarten Hijink en Sunita Biharie (SP)