In 2014 deed de Hoge Raad een opmerkelijk uitspraak: ouders zonder gezag en gezinsleven zijn niet langer belanghebbende in procedures die hebben te maken met een ondertoezichtstelling / machtiging uithuisplaatsing. (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2014:2665)
De redenering was: een maatregel als een ondertoezichtstelling raakt het gezag. Dus als je geen gezag hebt, heb je geen belang in die procedure.
Dat oordeel heeft consequenties: je krijgt geen stukken, wordt niet uitgenodigd voor een zitting, kan geen verweer indienen en je krijgt ook geen toevoeging voor een advocaat.
De rechtspraak heeft best moeite gehad met deze beslissing. Vaak besloten rechtbanken om, doorgaans, vaders zonder gezag toch als belanghebbende aan te merken. Ook in de literatuur was kritiek.
Na verloop van tijd waren alle vier de Hoven echter wel om. Ik verwijs naar de volgende uitspraken: ECLI:NL:GHARL:2016:199, ECLI:NL:GHAMS:2016:4087, ECLI:NL:GHDHA:2016:337 en ECLI:NL:GHSHE:2014:4867.
Recent heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, een opmerkelijke uitspraak gedaan: het oordeelt dat de opvatting van de Hoge Raad in strijd is met artikel 8 EVRM. En het Hof merkt de vader zonder gezag en met een beperkt gezinsleven aan als belanghebbende (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2018:2320).
Is die uitspraak houdbaar?
Ik verwacht van niet.
Basis voor dit oordeel is namelijk een conclusie van de Procureur-Generaal in een procedure waarin een prejudicieel advies is gevraagd (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:PHR:2018:113). Dat ging ook om het belanghebbende-begrip, zij het wel in een heel ander kader en een andere procedure, namelijk beëindiging ouderlijk gezag van beide ouders. De Procureur-Generaal gaat in op artikel 8 EVRM in relatie tot het veranderde belanghebbende-begrip in de nationale wetgeving en redeneert kort gezegd: als ouder heb je een belang bij beslissingen over je kind. Het Hof omarmt deze redenering en acht de beslissing van de Hoge Raad in strijd met het EVRM.
Echter bij uitspraak van 30 maart 2018 antwoordt de Hoge Raad op de gestelde prejudiciële vragen, met inachtneming van de conclusie van de Procureur-Generaal (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2018:463). En hoewel de Hoge Raad in die zaak de conclusie volgt, benadrukt de Hoge Raad ten aanzien van zijn eerdere beslissing omtrent de ouder (vader) zonder gezag in een procedure ondertoezichtstelling, dat zijn oordeel uit 2014 nog gewoon in overeenstemming met artikel 8 EVRM is. De Hoge Raad herhaalt het standpunt uit 2014, ook gelet op het nieuwe wetsartikel over de belanghebbende: “In overeenstemming met het vorenstaande is in HR 12 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2665, NJ 2014/482, rov. 3.3.3-3.3.7, geoordeeld dat de niet met het ouderlijk gezag beklede ouder in het kader van een ondertoezichtstelling niet kan worden beschouwd als belanghebbende in de zin van (thans) art. 798 lid 1, eerste volzin, Rv. Redengevend daartoe is dat door de rechterlijke beslissing houdende ondertoezichtstelling de rechten en verplichtingen van die ouder niet rechtstreeks worden geraakt, nu die ouder vóór de ondertoezichtstelling niet het ouderlijk gezag uitoefende, en de ondertoezichtstelling niet in de weg staat aan effectuering van diens recht op gezinsleven met het kind, zoals door omgang van die ouder met het kind.”
Desalniettemin zou ik alle vaders zonder gezag aanraden om onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden zich gewoon te melden als belanghebbende, met advocaat, bij de rechtbank.