Ik stel voorop: rechters zijn objectief en onafhankelijk.
Maar toch lijkt dit regelmatig niet zo te zijn in het jeugdrecht.
Hoe komt dit toch?
Ik schets een recent voorbeeld:
Ik krijg een beschikking van de rechtbank voor een cliënt, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing ‘ambtshalve’ zijn verlengd. Maar er is helemaal geen zitting geweest! De rechtbank legt uit in de beschikking: de gecertificeerde instelling zou pas een week voor het verlopen van de maatregelen een verlengingsverzoek hebben ingediend. De rechtbank kon “door redenen van organisatorische aard” geen zitting plannen voor het einde van de maatregelen. En dus verlengde de kinderrechter de maatregelen alvast ambtshalve en werd tegelijk een zitting gepland.
Hier gaat het dus al fout: de gecertificeerde instelling maakt een fout: zij dient veel te laat een verzoek in. Maar de rechtbank voelt zich kennelijk geroepen om deze fout op te lossen voor de gecertificeerde instelling. Waarom?
Want dat gaat dus wel ten koste van het fundamentele recht van de ouders en de kinderen om te worden gehoord. Het is volstrekt begrijpelijk dat ouders en kinderen dan dus denken: hoe onafhankelijk is deze rechtbank?
En, zo zullen de ouders en de kinderen ook denken: wat voor een zin heeft het nog om een mening te geven tijdens de hoorzitting, als de kinderrechter kennelijk nog maar heel recent en ‘ambtshalve’ toch al heeft geoordeeld dat de maatregelen nog noodzakelijk zijn?
Het gerechtshof Arnhem was overigens eerder al volstrekt helder over een dergelijke handelswijze: dat kan gewoon niet! Dat is een ernstige schending van het hoorrecht en is evident in strijd met de wet. Zie https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2023:6827.
Als advocaat vraag ik me ook af: hoe kan het dat deze rechtbank alsnog deze handelswijze toepast? Is de uitspraak niet bekend? Dat is toch raar omdat het zo fundamenteel is. Of wordt er bewust aan voorbij gegaan? Dat verwacht je ook niet.
Dan vertelt de betrokken gezinsvoogd dat het verhaal iets genuanceerder ligt. Het is niet zo dat het verzoek pas een week voor expiratie van de maatregelen was ingediend. Het verzoek was gewoon tijdig ingediend. Alleen had de gezinsvoogd in het verzoek gevraagd, naast een verlenging van de ondertoezichtstelling, om een machtiging uithuisplaatsing, in plaats van om een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. En dat vond de rechtbank niet goed. Het verzoek werd geweigerd en toen de gezinsvoogd om uitleg vroeg, was dit het verhaal. Vervolgens heeft ze op aangeven van de rechtbank het eerste verzoek ingetrokken en vervangen door het tweede verzoek, maar dat was dus pas een week voordat de maatregelen afliepen.
Ook alweer zo’n rare gang van zaken. De rechtbank belt mij nooit om te zeggen dat een verzoek verkeerd is en dat ik maar een nieuwe moet indienen. En dat is niet omdat ik altijd perfecte verzoeken indien. Dat is omdat dit mijn verantwoordelijkheid is, de rechter lijdelijk is, en de rechter moet beslissen op de verzoeken zoals die zijn gedaan.
Natuurlijk gaat een rechter geen verzoek van een advocaat weigeren, een advocaat bellen en zeggen dat er een nieuw en beter verzoek moet komen.
Maar waarom zou de rechter dat wel doen bij een gecertificeerde instelling?!
Waarom lost de rechtbank een fout van de g.i. op, zowel door een verzoek te weigeren, aanwijzingen te geven voor een ‘goed’ verzoek en alvast maar ‘ambtshalve’ te verlengen?
Is dat dat omdat een rechter niet onafhankelijk en niet objectief is?
Nee, dat geloof ik niet: elke rechter is natuurlijk onafhankelijk en objectief.
Het probleem is mijns inziens: het is cultuur!
Rechters zien gecertificeerde instellingen niet als een reguliere procespartij, maar als een “ketenpartner”. De gecertificeerde instelling en de raad voor de kinderbescherming hebben ‘het belang van het kind’ voor ogen. En dat hebben de kinderrechters ook. De jeugdwerkers hebben een hele moeilijke en belangrijke taak maar zijn geen jurist. Die hebben wellicht een beetje hulp nodig soms.
Het is cultuur om gewoon even te contact te hebben en om de gecertificeerde instelling en de raad anders te benaderen dan de ouders en advocaten.
Ik heb daar een duidelijke mening over: dat kan niet en die cultuur moet veranderen.
Het is de essentie van de rechtspraak om zorg te dragen voor een evenwicht. Om invulling te geven aan de noodzakelijke ‘checks and balances’ in het systeem van het jeugdrecht.
Daarmee is onverenigbaar dat de raad voor de kinderbescherming en gecertificeerde instelling worden gezien als ‘ketenpartners’ en ‘we dienen hetzelfde belang’.
De reden dat de rechter maatregelen toetst, is juist omdat ouders en kinderen beschermd moeten worden tegen al te enthousiast overheidsingrijpen of tegen een nalatige overheid. Daarbij is het belang van het kind een eerste overweging. Maar niet de enige.
In dat systeem moet de rechtspraak een gepaste afstand houden van de gecertificeerde instellingen, net zoals ten opzichte van de ouders en advocaten.
Dat gebeurt niet, zo zien we weer in dit voorbeeld.
En dat is cultuur, en wat mij betreft dus zeer zorgelijk. Want dat verander je niet een twee drie.
Terug naar Home